----------------------------------------------------------------------------------------------------------
INHOUDSOPGAVE
- Witte
Lotusdag – en gedenk dag- (door John Algeo)
- Gesprek tussen
J. Krisnamurti en Swami Venkatesananda
- Gedicht van
Tagore
- Tekst uit “De
Stem van de Stilte” ( H.P. Blavatsky)
- Uit
"de Bhagavad Gita in het dagelijkse leven"
- De Gita
- Sri Aurobindo
- Uit ‘Goda’s The Garland of Songs’ by V. Rajagopalan
------------------------------------------------------------------------------
Witte lotusdag is een datum op de kalender,
maar het is ook een heilig tijdstip.
Een gedenk dag
Een gedenk dag
De datum 8
mei op de kalender herinnert ons er als Witte Lotusdag aan dat H.P. Blavatsky
(H.P.B.) op die dag is overgegaan van het verdriet, de pijn en de bezoekingen
van deze wereld naar een toestand van hoger leven, licht en liefde. De
verjaardag van de dood van HPB werd benoemd, door haar theosofische tweeling,
Henry S. Olcott. De kolonel vermeldt de oorsprong van de herdenking in Oude
Dagboekbladen (IV.26, pp452-4): ‘Daar wij de verjaardag van de dood van HPB nu al acht
jaar gedenken, en daar de ceremonie ongetwijfeld zal worden voortgezet, is het
misschien wel zo goed om de inhoud vast te leggen van de Executive Notice van
17 april 1892, die leidde tot het herdenken van de gebeurtenis. Deze bevatte de
volgende tekst: “In haar laatste wil gaf H.P. Blavatsky haar wens te kennen dat
jaarlijks, bij de verjaardag van haar dood, een aantal vrienden ‘bijeen zou
komen in het hoofdkwartier van de Theosophical Society en een hoofdstuk zou
(voor)lezen uit Het Licht van Azië en (uittreksels uit) de Bhagavad Gita’; en
daar het passend is dat overlevende collegae de herinnering fris zouden houden
aan haar dienstbetoon jegens de mensheid en haar toegewijde liefde voor onze
Society, suggereert ondergetekende dat de verjaardag bekendheid geniet als
Witte Lotusdag, en geeft hij de volgende officiële order en aanbeveling:
1. Om 12 uur op 8 mei 1892 en op dezelfde dag van ieder volgend jaar zal er een herdenkingsbijeenkomst gehouden worden in het hoofdkwartier, waarbij uittreksels uit bovenvermelde werken (voor)gelezen worden en korte voordrachten gehouden worden door de voorzitter van de bijeenkomst en anderen die dat graag zouden willen.
2. Uitdeling van voedsel zal uit haar naam plaatsvinden aan de arme vissers van Adyar en hun gezinnen.
3. De vlag zal halfstok hangen van zonsopgang tot zonsondergang en de Convention Hall zal versierd worden met witte lotusbloemen.
4. Leden die buiten Madras wonen kunnen afspraken over hun eten maken door zich tenminste één week tevoren aan te melden bij de Recording Secretary.
5. Ondergetekende doet de aanbeveling aan alles secties en afdelingen wereldwijd om jaarlijks op de verjaardag bijeen te komen, en op een eenvoudige, onsektarische en toch waardige wijze, waarbij alle slaafse verering en loze complimentjes vermeden worden, het algemene gevoel van liefdevolle eerbied tot uitdrukking te brengen voor haar die ons het charter bracht van ‘het steile pad dat leidt tot de toppen van kennis’. Kopieën hiervan werden terstond gestuurd naar de hoofdkwartieren in Londen en New York, vandaar verspreid over de afdelingen en nu neem ik aan dat ieder van ons honderden afdelingen wereldwijd jaarlijks de herinneringen aan het karakter en het dienstbetoon van HPB ophaalt.’
Dat is de betekenis van die datum op de kalender. Het is een tijd van herdenken, wanneer theosofen wereldwijd de prestaties, het karakter en het dienstbetoon van H.P. Blavatsky gedenken.
1. Om 12 uur op 8 mei 1892 en op dezelfde dag van ieder volgend jaar zal er een herdenkingsbijeenkomst gehouden worden in het hoofdkwartier, waarbij uittreksels uit bovenvermelde werken (voor)gelezen worden en korte voordrachten gehouden worden door de voorzitter van de bijeenkomst en anderen die dat graag zouden willen.
2. Uitdeling van voedsel zal uit haar naam plaatsvinden aan de arme vissers van Adyar en hun gezinnen.
3. De vlag zal halfstok hangen van zonsopgang tot zonsondergang en de Convention Hall zal versierd worden met witte lotusbloemen.
4. Leden die buiten Madras wonen kunnen afspraken over hun eten maken door zich tenminste één week tevoren aan te melden bij de Recording Secretary.
5. Ondergetekende doet de aanbeveling aan alles secties en afdelingen wereldwijd om jaarlijks op de verjaardag bijeen te komen, en op een eenvoudige, onsektarische en toch waardige wijze, waarbij alle slaafse verering en loze complimentjes vermeden worden, het algemene gevoel van liefdevolle eerbied tot uitdrukking te brengen voor haar die ons het charter bracht van ‘het steile pad dat leidt tot de toppen van kennis’. Kopieën hiervan werden terstond gestuurd naar de hoofdkwartieren in Londen en New York, vandaar verspreid over de afdelingen en nu neem ik aan dat ieder van ons honderden afdelingen wereldwijd jaarlijks de herinneringen aan het karakter en het dienstbetoon van HPB ophaalt.’
Dat is de betekenis van die datum op de kalender. Het is een tijd van herdenken, wanneer theosofen wereldwijd de prestaties, het karakter en het dienstbetoon van H.P. Blavatsky gedenken.
(uit de
"Theosofia"-nr 2- april 2009- door John Algeo)
Gesprek tussen J. Krisnamurti en Swami
Venkatesananda
( uit ‘Innerlijke Vrijheid’ van J. Krishnamurti)
Blz. 14-20
(...)
Vandaar mijn vraag, wat naar uw mening de rol van een goeroe is - die van een
leermeester of van een opwekker?
Krishnaji:
Indien u het woord goeroe in de klassieke betekenis gebruikt, nl. de verdrijver
van duisternis, van onwetendheid, is het dan wel mogelijk dat iemand anders,
hoe verlicht of onnozel die ook mag zijn, ons werkelijk helpt die duisternis in
ons innerlijk te verdrijven? Stel dat meneer ‘A’ onwetend is en dat u zijn
goeroe bent – goeroe in de gebruikelijke betekenis, van iemand die duisternis
verdrijft en die een anders last op zich neemt, van iemand die ergens op wijst
– kan zo’n goeroe werkelijk die ander helpen? Met andere woorden: kan de goeroe
iemand anders duisternis voor hem verdrijven? – niet in theorie, maar
werkelijk? Kunt u, als u die goeroe van meneer die-of-die bent, zijn
duisternis, de duisternis voor iemand anders dus, verdrijven? In de wetenschap,
dat hij ongelukkig en in verwarring is en niet voldoende hersens heeft, dat er
onvoldoende liefde of smart in hem aanwezig is, kunt u dat dan verdrijven? Of
zal hij geweldig aan zich zelf moeten werken? U kunt ergens op wijzen, u kunt
bijvoorbeeld zeggen: ‘man, ga door die deur!’, maar hijzelf zal er het werk
voor moeten doen, van A tot Z. En daarom bent u dan geen goeroe in de
gebruikelijk zin van het woord, als u zegt dat iemand anders daar niet in
helpen kan.
Swamiji:
Daar gaat het juist om: om dat ‘als’ en ‘maar’. De deur is er, dat staat vast
en ik moet er doorheen. De moeilijkheid is die onwetendheid, nl. waar is die
deur? Door aan te wijzen waar die is, heft u die onwetendheid op.
Krishnaji:
Maar ik moet zelf de weg erheen afleggen. U, Swamiji, bent de goeroe en wijst
de deur aan. Daarmee is uw taak afgelopen.
Swamiji:
En dus is het duister van de onwetendheid opgeheven.
Krishnaji:
Nee, uw werk is daarmee gedaan en het is nu aan mij om op te staan, om te
lopen, en te ontdekken wat lopen inhoudt. Dat alles moet door mij gebeuren.
Swamiji:
Volmaakt juist.
Krishnaji:
En dus verdrijft u mijn duisternis niet.
Swamiji:
Het spijt me hierop terug te komen, maar ik bedoel dit: ik weet niet, hoe ik
deze kamer moet verlaten. Ik ben onwetend van het bestaan van een deur in een
bepaalde richting en de goeroe heft het duister van die onwetendheid op. En dan
doe ik de nodige stappen om naar buiten te komen.
Krishnaji:
Laten we goed weten, waar we het over hebben. Onwetendheid is een gebrek aan
begrip, of een tekort aan inzicht in ons zelf, en daarmee bedoel ik niet het
hoger of het lager zelf. De deur, dat is het ‘mezelf’ waar ik doorheen moet.
Het is geen tastbare deur, zoals die geverfde deur daar. Het is een deur in
mezelf waar ik doorheen moet. En u zegt: ‘doet het’.
Swamiji:
Precies.
Krishnaji:
Daarmee is uw functie van goeroe ten einde. U wordt er niet gewichtig door. Ik
hang geen bloemkransen om uw hoofd of hals. Want ik moet al het werk zelf doen,
u hebt de duisternis van onwetendheid niet verdreven. Nee, u hebt me erop
gewezen dat ‘ik de deur ben waar ik zelf doorheen zal moeten.’
Swamiji:
Maar aanvaardt u dan wel, dat het wijzen daarop nodig was, Krishnaji?
Krishnaji:
Ja, natuurlijk. Ik wijs op dingen, dat is mijn werk. Dat doen we allemaal wel
eens. Ik vraag aan iemand langs de weg: ‘kunt u me ook de weg naar Saanen
wijzen?’, en dan legt hij me die uit. Maar ik blijf daar niet uitvoerig voor
staan om hem mijn eerbied te betuigen en te zeggen ‘Enorm, ik heb nog nooit
zo’n geweldige man ontmoet!’. Dat zou al te onnozel zijn.
Swamiji:
Wel bedankt voor die uitleg. En nu iets wat nauw met de rol van de goeroe
samenhangt, nl. de vraag wat discipline is – die u als leren definieert. De
Vendanta deelt zoekende mensen in naar hun graad van ontwikkeling of rijpheid,
en schrijft daarvoor telkens de geschikte leermethode voor. De leerling met de
helderste kijk krijgt zijn onderricht in stilte of met een kort woord van opwekking,
als Tat-Twam-Asi. Hij wordt Uttamadhikari genoemd. Misschien zoudt u daar uw
reactie op willen geven?
Krishnaji:
Ik begrijp het, de bovenste, de midden- en de onderste laag. Dat betekent, dat
we erachter moeten komen, wat wij met rijpheid bedoelen.
Swamiji:
Mag ik het dan uitleggen? U zei onlangs: ‘de wereld staat in brand, u moet zich
de ernst daarvan realiseren.’ Dat is bij mij als een bliksemstraal ingeslagen –
alleen al om de waarheid daarvan tot je te laten doordringen. Maar er zijn
misschien miljoenen mensen, die zich er niet om bekommeren; ze hebben eenvoudig
geen belangstelling. Die zullen we Adhama, de laagsten noemen. Dan zijn er
anderen, zoals bijvoorbeeld de hippies en anderen, die er mee spelen, die
kunnen met verhaaltjes beziggehouden worden en die zeggen ‘we voelen ons
ongelukkig’, of die ons komen vertellen ‘de maatschappij is één grote troep,
wij gaan aan de LSD’, en zo meer. Er zijn misschien anderen, bij wie het idee
van de wereldbrand aanslaat en bij wie de geestdrift ontbrandt. Die vinden we
overal. Wat doen we daarmee?
Krishnaji:
Wat moeten we met de mensen zowel met die totaal onrijp zijn, met diegenen, die
gedeeltelijk gerijpt zijn, als met degenen, die zichzelf als rijp, als
volwassen beschouwen?
Swamiji:
Dat is juist gesteld.
Krishnaji:
Om te weten, wat we doen moeten, moeten we inzien wat we met rijpheid, met
volwassenheid bedoelen. Wat is het volgens u? Hangt het van een leeftijd, van
een tijdfactor af?
Swamiji:
Nee.
Krishnaji:
Dat kunnen we dus laten vallen. Tijd en leeftijd zijn dus geen symptomen van
volwassenheid. Dan hebben we de rijpheid van de geleerde, de mens van grote
intellectuele capaciteiten.
Swamiji:
Die is het ook niet, die kan de woorden verdraaien en verbasteren.
Krishnaji:
Die factor schaffen we dus ook af. Wie zou u zelf als rijp, volwassen mens
beschouwen?
Swamiji:
De mens die tot gadeslaan in staat is.
Krishnaji:
Moment. Uiteraard telt ook wie naar kerken, tempels en moskeeën loopt niet mee,
evenmin als de typisch intellectueel, religieus of emotioneel ingestelde mens.
Als we die allemaal niet meetellen, bestaat volgens mij rijpe volwassenheid in
afwezigheid van egocentriciteit – niet eerst ‘mezelf’ en dan alle anderen, of
eerst mijn emoties en dan de rest. Rijpheid vooronderstelt daarom afwezigheid
van het ‘mezelf’.
Swamiji:
Van gespletenheid, om een beter woord te gebruiken.
Krishnaji:
Het ‘mezelf’, dat de gespletenheid veroorzaakt. Hoe zou u die mens nu denken te
interesseren? En dan de mens, die half het een en half het andere is, half
‘mezelf’ en half ‘niet mezelf’, die met allebei speelt? Of degene die volledig
‘mezelf’ is en daarvan geniet? Hoe wilt u die drie soorten mensen interesseren?
Swamiji:
Hoe wek je die drie soorten? Dat is het probleem.
Krishnaji:
Ten dele. De mens die volledig ‘mezelf’ is, daarin valt niets te wekken. Die is
niet geïnteresseerd. Hij luistert niet eens naar u. Hij luistert alleen, als je
hem er iets voor belooft, de hemel, de hel, vrees of meer wereld voordeel en
meer geld; als hij dan iets doet, is het om de verdienste. De mens, die op
verdienste, op prestatie uit is, is bijgevolg onrijp.
Swamiji:
Helemaal juist.
Krishnaji:
Of het nu om Nirvana gaat, of om de Hemel, om Moksha, het bereiken van
volmaaktheid of verlichting, onrijp blijft hij. Wat doe je met zo iemand?
Swamiji:
Verhaaltjes vertellen.
Krishnaji:
Nee, waarom zou ik hem verhaaltjes vertellen, en hem nog meer benevelen door
mijn verhaaltjes of door de uwe? Waarom zouden we hem niet met rust laten?
Luisteren doet hij toch niet.
Swamiji:
Dat vind ik wreed.
Krishnaji:
Wreed van wie uit? Hij luistert toch niet naar u. Laten we de feiten onder de
ogen zien. U komt me opzoeken, en ik ben de totale ‘ik’- mens. Ik bekommer me
om niets dan om ‘mezelf’; maar u zegt ‘mens toch, je maakt zo’n troep van de
wereld, je bezorgt daarmee de mensheid zo’n ellende!’ Maar ik zeg: ‘man, ga
weg’. Hoe u uw boodschap ook formuleert – in verhaaltjes, u verguldt de pil,
geeft hem een smaakje – zijn ‘ik’ zal hij er niet om veranderen. Doet hij dat
wel, dan gaat hij tot de middengroep over – de groep van ‘mezelf’ en ‘niet
mezelf’. Dat noemen we evolutie. De man uit de onderste laag bereikt het peil
van de middelste.
Swamiji:
Hoe?
Krishnaji:
Door klappen. Het leven dwingt hem ertoe en leert het hem. Hij wordt te grond
gericht in oorlog en haat. Of wel hij wordt lid van een kerk. Daar loopt hij in
de val. Want de kerk verlicht hem niet, die zegt niet tegen hem ‘In ’s
Hemelsnaam mens, kom tot doorbraak’, nee, die geeft hem wat hij wenst: vermaak
en afleiding – of dat nu Jezus, het Hindoeïsme, het Boeddhisme of de Islam is,
of wat dan ook – alleen ditmaal in naam van God. Daarmee houden ze hem op
hetzelfde niveau vast, met geringe wijziging – hij wordt wat gepolijst, wat
beschaafder, betere kleren en zulke dingen. Dat is wat in feite gebeurt.
Waarschijnlijk vertegenwoordigt die mens (zoals u daarnet zei) tachtig percent,
misschien wel meer, wel negentig percent van de wereld.
Swamiji:
Wat kun je daartegen doen?
Krishnaji:
Ik voeg er in elk geval niets aan toe, ik vertel hem geen verhaaltjes, ik houd
hem niet aangenaam bezig. Trouwens er zijn al anderen, die hem prettig
bezighouden.
Swamiji:
Tot zover bedankt.
Krishnaji:
Dan hebben we de middenmoot, van ‘mezelf’ en toch niet ‘mezelf’, die aan
maatschappelijke hervormingen werkt, die hier en daar goed doet, maar altijd
vanuit de werking van ‘mezelf’. Zowel sociaal, politiek als religieus, in alle
opzichten is het ‘mezelf’ in werking. Wel een beetje rustiger dan bij anderen,
en wat gepolijster. Nu kun je met die mens een praatje gaan maken en hem zeggen
‘hoor eens, sociale veranderingen zijn op een bepaalde manier van belang, maar
het leidt nergens toe’, of iets dergelijks. Je kunt met hem gaan spreken en
misschien luistert hij. De eerste zal helemaal niet naar je luisteren. Deze
figuur zal naar je luisteren, even aandachtig zijn, en dan vermoedelijk zeggen
dat dit te serieus is en teveel moeite vergt, en in zijn oude sleur
terugvallen. We praten met hem en laten hem daarna met rust. Het is aan hem om
ui te maken wat hij doen wil. Maar dan is er de ander, die uit het ‘mezelf’
naar buiten komt, die uit de cirkel van het ‘mezelf’ treedt. Daarmee kun je
praten. Die zal letten op wat je zegt. Daarom spreek je voor alle deze drie
mensen, zonder onderscheid te maken tussen wie rijp of volwassen is en wie
niet. We spreken daarom tot alle drie groepen, de drie types en laten de rest
aan hen zelf over.
Swamiji:
Degeen die niet geïnteresseerd is loopt wel weg.
Krishnaji:
Die loopt de tent uit, die loopt de kamer uit. Dat is zijn zaak. Die gaat
verder naar zijn kerk, zijn voetbal, zijn vermaak of naar wat dan ook. Maar
zodra je tegen hem zegt: ‘jij bent nog niet rijp en ik zal je het een en ander
bijbrengen’, dan krijgt hij…
Swamiji:
Een zetje in een bepaalde richting.
Krishnaji:
Dat is de kiem van het vergif al gelegd. Echt, als de bodem er geschikt voor
is, schiet het zaadje wortel. Maar het is grondig verkeerd mensen te vertellen
‘jij bent rijp genoeg, en jij bent het niet’. Wie ben ik, dat ik iemand zal
zeggen, dat hij onvolwassen is? Dat moet hij zelf ontdekken.
Swamiji:
Maar kan een dwaas er achter komen dat hij een dwaas is?
Krishnaji:
Als hij een dwaas is luistert hij niet eens naar u. Ziet u wel, we gaan van het
idee uit, dat we willen helpen.
Swamiji:
Daar gaan we in onze hele discussie van uit.
Krishnaji:
Volgens mij is dat hele standpunt om anderen te willen helpen niet deugdelijk,
behalve op medisch of op technisch gebied. Als ik ziek ben, moet ik naar een
dokter om genezen te worden. Maar als ik hier in deze situatie psychologisch
ingeslapen ben, luister ik niet naar u. Als ik half ontwaakt ben, luister ik
naar u al naar mijn momentele beschikbaarheid, al naar mijn momentele
stemmingen. Daarom kun je alleen tot die ene mens spreken, die zegt: ‘ik wil
echt wakker blijven, psychologisch wakker blijven’. En daarom spreken we tot
allemaal zonder onderscheid.
------------------------
Ik sliep en droomde dat het
leven vreugde was;
Ik ontwaakte en zag dat het
leven plicht was;
Ik handelde en zie: de plicht
was vreugde.
(Tagore)
Uit ‘De Stem van de Stilte’
(door H.P.Blavatsky)
Help de natuur en werk met haar mee;
en de natuur zal u als een van haar scheppers beschouwen
en voor u neerbuigen.
Uit
"de Bhagavad Gita in het dagelijkse
leven"
(blz.30-31)
De drie grondbeginselen
- Het lichaam
is sterfelijk.
- Atman, het
Goddelijke in de mens, is onsterfelijk, eeuwig, alles
doordringend.
- Zolang Atman
en het lichaam bij elkaar zijn, is activiteit
natuurlijk
en onvermijdelijk.
In deze droge zinnen kunnen we samenvatten wat
de Gita in prachtige verzen uitdrukt, terwijl ze tegelijkertijd de
consequenties ontvouwt die uit deze fundamentele feiten van het leven moeten
worden getrokken. (II, 11-53). We weten allemaal dat ons fysieke lichaam
sterfelijk is, zijn reis naar de dood begint vanaf het moment waarop het
geboren is. Niemand weet wanneer dat laatste moment voor hem zal komen. En toch
denken we, wanneer we ‘ik’ zeggen, doorgaans aan dit sterfelijke lichaam van
ons. Ben ‘ik’ dan iets dat elke dag verandert? Want dat doet het lichaam. Kunt
u in een oude man het kind herkennen dat hij eens was? Wat we de dood van het
lichaam noemen is ook verandering – het verandert in stof en uit het stof zal
voedsel groeien voor een ander lichaam.
Nee – de werkelijkheid van mijn ‘ik’ is niet
deze steeds veranderende materie, niet het lichaam met zijn gewaarwordingen van
genot en pijn. ‘Ik’ ben niet ogen, niet oren, niet handen, niet tong – ‘ik’ ben
de kracht die mijn ogen laat zien, mijn oren laat horen, mijn handen laat
werken, mijn tong laat spreken. Dat wat het levende lichaam doordringt is
onsterfelijk. Het is Atman, het ware zelf, het diepst van de ziel, dat een is
met Brahma, de levenskracht waarvan het gehele universum doordrongen is. Zij
die zich dit realiseren maken zich geen zorgen over de onvermijdelijke
verandering en dood van het lichaam, maar blijven zich bewust van hun eigen
goddelijke natuur en die van anderen. Onderscheid maken tussen het sterfelijke
ego en het ware Zelf dat boven het lichaam uitgaat en dat niet ziek, oud of
gedood kan worden: dit is het doel van het leven.
De weg naar echte verwerkelijking van het Zelf
is lang en het menselijk leven is heel kort – te kort, naar onze mening, om de
weg naar verwerkelijking geheel te kunnen afleggen. Volgens de Indiase opvatting
wordt de mens keer op keer in een nieuw lichaam geboren, totdat hij
volmaaktheid bereikt, dat wil zeggen, waarachtig het Zelf verwerkelijkt. Alleen
dan wordt bevrijding uit de kringloop van geboorte en dood gerealiseerd. Voor
mensen die deze opvatting niet accepteren en die denken dat het paradijs in
slechts één leven moet worden verworven, wordt het een nog dringender feit,
gegeven dat de mens alleen kan handelen in de tijd die hem is gegeven, in het
lichaam dat hem gegeven is. Geloof in een bepaalde vorm van het bestaan na de
dood is eigen aan alle godsdiensten, maar zelfs zij die in niets van dien aard
geloven voelen dat ze het best mogelijke gebruik van hun leven moeten maken. Er
is geen wetenschappelijk bewijs welk geloof juist is. We weten echter allemaal
dat we een lichaam hebben gekregen en het vermogen om, in de ons gegeven tijd,
iets te doen. Aanvaard dit feit met blijdschap en gebruik uw energie, uw
lichaam, de tijd die u gegeven is, evenals de goede eigenschappen waarmee God u
heeft gezegend, voor het best mogelijke doel. Het staat u vrij Gods gaven te
misbruiken, maar zo gaan geluk en doel van het leven aan u voorbij: het
verwerkelijken van God in u, dat is uw Zelf, het alles doordringende Atman.
Vanaf het moment dat het Goddelijke, Atman,
zijn plaats in een lichaam inneemt ontstaat activiteit en deze duurt voort
zolang beide bij elkaar blijven. Dit geldt voor alle schepselen. Alleen de mens
is echter in staat zich zijn goddelijke natuur bewust te worden en onderscheid
te maken tussen goede en slechte handelingen. Hierdoor onderscheidt de mens
zich van alle andere wezens. Daarom moet eerst de grote vraag ‘Wie ben ik?’
worden begrepen. Ze is het middelpunt van de leringen van de Gita. Wanneer men
dit eenmaal begrijpt, komen alle antwoorden uit uw eigen Zelf – en is er ‘geen
noodzaak om te verdrinken in de oceanen van Rama en Krishna, Boeddha en Jezus
Christus – houd uw hoofd boven water en zwem!’ (Swami Ramtirth).
De Gita
(hoofdstuk Twee)
Wanneer een mens blijft stilstaan bij het zintuigelijke,
ontstaat hieruit aantrekkingskracht;
Aantrekkingskracht ontwikkelt zich tot begeerte,
Begeerte baart toorn,
Toorn veroorzaakt roekeloosheid;
Roekeloosheid leidt tot verlies van geheugen;
Door verlies van geheugen wordt het onderscheidingsvermogen
vernield
En verlies van onderscheidingsvermogen leidt tot
ondergang.
----------------------------------------------------------------------------------
(Sri Aurobindo)
Leer de ware
vreugde en
Je zult God
leren kennen.
“In the twilight of morn, to pray thee and greet,
Have we come, singing the hymns of the golden feet…”
Uit ‘Goda’s The Garland of Songs’ by V. Rajagopalan
Blz. 73
Doeleinden van de Theosofische Vereniging
- Het vormen van kern van universele broederschap der mensheid,
zonder onderscheid van ras, geslacht, geloof of huidskleur.
- Het aanmoedigen van de vergelijkende studie van godsdiensten,
wijsbegeerten en wetenschappen.
- Het onderzoeken van de onverklaarde wetten die in de natuur
besloten liggen en van de vermogens die in de mens sluimeren.
***
Voor het programma TVN - Centrum Assen-Odoorn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten